Bergeend
De bergeend heeft een rode knobbel op zijn snavel (alleen bij mannetjes). De kop en de hals zijn zwart en zijn veren zijn wit met hier en daar een paar zwarte strepen. Verder heeft de bergeend een bruine band om zijn hals. De poten zijn vleeskleurig en de snavel rood. De bergeend is 55 tot 65 centimeter lang en 1 tot 1,5 kilogram zwaar. De spanwijdte van het mannetje bedraagt 115 centimeter, die van het vrouwtje 70 centimeter. De bergeend eet vaak wadslakjes, schaaldiertjes, insecten, visjes en wormen. In een leegstaand konijnenhol wordt een nest van dons gemaakt. Daarin worden 8 tot 12 eieren gelegd. Het vrouwtje broedt deze 28 dagen uit terwijl het mannetje op wacht staat. De kuikens kunnen binnen 8 weken vliegen. Een verklaring voor de naam "bergeend" is dat de eend haar eieren verbergt. De bergeend legt haar eieren bijvoorbeeld in konijnen- en andere grondholen. De Noordwest-Europese populatie van de bergeend omvat ongeveer 100.000 vogels. Ze verzamelen zich voor het grootste deel in de Duitse Bocht (Grosser Knechtsand) om de slagpennen te ruien. Vanaf begin juli nemen de aantallen daar snel toe; tussen 20 juli en 20 augustus is het maximumaantal dieren op de ruiplaats aanwezig. Dan ziet men op de pleisterplaatsen in het nederlandse wadden- en Deltagebied maar heel weinig bergeenden.